1988-1991: Casteleijn, pastoor van Tienray

 

Deze pater franciscaan is in Leiden geboren. Hij werd priester gewijd in 1958 en werkte 15 jaar in Zuid Duitsland. In 1988 werd hij in Tienray en Swolgen geïnstalleerd door deken Hanneman uit Horst. Door zijn manier van werken kwam hij al snel in botsing met de parochianen. Na tweejaar was de spanning zo groot dat het Tienrayse kerkbestuur aftrad. Ondanks alle bemiddelingpogingen kwam het nooit meer helemaal goed. Toch waren in 1990 twee mensen bereid om zitting te nemen in het kerkbestuur, waardoor de rust enigszins terugkeerde. Hij nam op 1 april 1992 om gezondheidsredenen afscheid van de parochie en werd pastoor in Eysden. Waar hij op 30.09.1992 is overleden.

1980-1988: Pierre de Klijn, pastoor van Tienray

 

Jezuiet P. de Klijn werd in 1980 pastoor van Tienray en Swolgen. Beide parochies hadden een eigen kerkbestuur. Hij ging in Swolgen wonen omdat die pastorie eerder vrij kwam. Hij was de derde pastoor van Tienray. Hij was een opgeruimd en sympathieke man. Die elk initiatief van leken wilde bekijken. Daarom is in de korte periode, dat hij pastoor van Tienray was,veel tot stand heefd gebracht.Tijdens het eeuwfeest van de Lourdesgrot in 1988 kondigde hij aan, dat hij, om gezondheidsredenen , na de beëindiging van de festiviteiten . zij ontslag in wilde dienen als pastoor.Op 20 augustus was er een plechtige heilige mis en aan sluitend een druk bezochte afscheidsreceptie in het parochiehuis.

De Tienraynaren zullen deze pastoor niet snel doen vergeten. Pastoor de klein heeft de parochies verlaten en is terug gekeerd naar zijn geboorte plaats Waspik

waar hij nu nog steeds verblijft.

1955-1980: A. Geurts, pastoor van Tienray

 

Hij was geboren in Maashees op 28 juni 1909 en overleed op 25 maart 2000. Hij werd priester gewijd op 28 april 1936 en werd aansluitend kapelaan in de H. Rochusparochie te Steijl. Daarna werd hij pastoor van Tienray van 1955-1980. In september 1955 werd hij plechtig geïnstalleerd. Hij woonde naast pastoor Dinckels, wat niet erg bevorderlijk was voor een prettige verstandhouding. Ook in de kerk botste het regelmatig met zijn voorganger. Hij heeft zich ingezet voor de verbouwing van de noodkerk tot parochiehuis. In 1958 werd op grootse wijze het eeuwfeest van de verschijningen in Lourdes gevierd. Jubilea: In 1961 het zilveren priesterfeest, waarbij de parochie drie paramenten schonk. Vervolgens in 1976 het veertig jarig jubileum. In 1980 ging hij met emeritaat. Hij vestigde zich in Swolgen, maar bleef in Tienray assisteren met de dagelijkse vroegmis en het zondagse lof. In 1986 werd in kleine kring zijn gouden jubileum gevierd. Grote gebeurtenissen waren de eerste priesterwijdingen van de jonge dorpsgenoten. Hij maakte de teruggang mee van het Rijke Roomsche Leeven. In de jaren zestig kreeg hij te maken met de veranderingsgedachte omtrent het geloof . Dat kon hij maar moeilijk verwerken. Zo ging hij er niet mee akkoord om de abstracte grot te veranderen. De oude bestaande kruisweg werd gedeeltelijk geruimd. Hij stierf op negentig jarige leeftijd op 25 april 2000 en werd in Tienray begraven.

 

1932-1955: J.A.H. Dinckels, pastoor van Tienray, overleden in 1963.

 

J.A.H. Dinckels

Hij werd op 24 juni 1886 geboren in Venlo. Op 23 maart 1912 werd hij tot priester gewijd en benoemd als kapelaan in Blitterswijck. Rector Dinckels was een klasgenoot van bisschop Lemmen. In 1914 werd hij kapelaan in Venray. In oktober 1927 werd hij rector en vijf jaar later de eerste pastoor van Tienray. In 1955 legt pastoor Dinckels zijn functie neer. Hij gaat wonen op Kloosterstraat 6. Hij is overleden in 1963 op 77 jarige leeftijd. En werd op het RK kerkhof

van onze parochie ten ruste gelegd.

1874-1909: Joannes Baptist Hubertus Maessen uit Maasniel. Pastoor te Swolgen vanaf 7 februari 1874. Hij stierf op 12 maart 1909. 

 

J.B.H. Maessen 1825-1909

Hij kwam uit een boerengezin uit Maasniel.

Hij was een echte wijnliefhebber. Vandaar, dat men bij zijn gouden feest in 1903 het drinklied maakte "Wat is een leven zonder wijn ". Bekend van hem was ook, dat hij op feesten zijn eigen wijn meebracht. Na afloop van het feest werd hij met de koets naar huis gebracht. Zijn boerenafkomst verloochent hij niet, als hij als voorzitter van het kerkbestuur geld belegt in landbouwgronden langs de Maas.

Op 1 maart 1904 beklaagde glazenier P. Stroucken en Zn, Brugstraat 15-21 te Roermond er zich over, dat hij al een jaar op geld voor een geleverd raam in 1903 zat te wachten. Hij was daardoor in financiële moeilijkheden gekomen.

 

 

 

1916-1932: Charles (F.A.B.C.) Op de Coul, geboren te Roermond te Swolgen
pastoor tot 1943.

 

Ch.F.A.B.C. Op de Coul 1867-1943

Toen hij in 1916 pastoor werd en de pastorie ging bewonen kwam er nieuw behang en verfwerk. Bovendien moest de pastorie eerst en vooral ontsmet  worden.

Pastoor Op de Coul leefde heel sober en droeg een oude toog. Hij gaf voor zichzelf bijna niets uit, maar schonk veel aan de armen. De kerk was alles voor hem. Hij wilde de kerk in Swolgen verbouwen tot een kathedraal. Monumentenzorg heeft dat weten te voorkomen.

Het onderhoud van de kruisweg en het onderhoud van het Tienrayse kerkgebouw stonden niet hoog op zijn agenda. Hij kon vrij driftig worden.

1909-1916: Egon Gerardus Aloysius Maria Jonkheer von Bönninghausen, geboren te Middelaar. Hij werd op 31 maart 1909 benoemd als pastoor.

 

A.G.A.M von Bönninghausen 1865-1916

Deze jonkheer is jammer genoeg niet al te lang pastoor van Swolgen en Tienray geweest. Hij stierf na veel opnames in ziekenhuizen in 1916. Hij zette veel zaken keurig op een rijtje, die zijn voorganger uit de "losse pols " geregeld had. Bij alle beslissingen zette hij een uitgebreide verantwoording op papier. Hij hield met zo goed als alles rekening.

Gedragslijn van pastoor Von Bönninghausen

als bestuurder van de bedevaart

Blijkbaar was pastoor Maessen een erg beminnelijke persoon. Hij stond in de kapel iedereen handen te schudden, kinderen over het hoofd te aaien en belangstellend te vragen waar de mensen vandaan kwamen.Pastoor Von Bönninghausen vond het beslist niet nodig om zo met de pelgrims om te gaan.

Hij praatte wel met hen, als ze naar hem toe kwamen. Hij vroeg alleen de naam als het absoluut moest, bijvoorbeeld als ze ingeschreven wilden worden in de Broederschap van de Onbevlekte Ontvangenis of in het Scapulier.

Hij schreef in zijn notanda:

"Ik ben vriendelijk, maar ga buiten of binnen geen praatjes houden. Ik houd me het meest op in de kapel en de sacristie."

Hij had getracht de ervaring op te doen door bedevaartplaatsen te bezoeken.

Hij had al eens rondgekeken in Kevelaer, Sittard en Lourdes. Hij zou er nog eens naar toe gaan, om er meer te leren. Hij bezocht daarvoor ook andere bedevaartplaatsen zoals: Scherpenheuvel, Oostacker het Belgische Lourdes en Moresnet.

Hij bedelde nooit en duldde ook niet dat de paters, die de preek deden dat vanaf de preekstoel deden. De pelgrims moesten maar goed bidden en dan zouden de offers vanzelf wel komen. Als ze verhoord wilden worden, dan moesten ze ook in klinkende munt hun gebed kracht bijzetten en het bewijs leveren, dat ze het goed meenden. Pastoor Von Bönninghausen had zo langzamerhand veel offerblokken opgeruimd. Vroeger scheen men schertsend gezegd te hebben, dat men te Tienray "de benen brak over de offerstokken".

Hij blufte niet over de volle offerblokken en onttrok het verzamelde geld zoveel mogelijk aan het oog. Hij had wel eens gehoord, dat bijvoorbeeld Christiaan Verhaegh, de tuinman, ´s middags na de laatste dienst de zware zak met geld met één hand naar Swolgen moest dragen. Hij bezweek dan zowat onder de last. Als er een kar die kant uit reed, dan werd de zak geld daarop gelegd. Later werd het geld met een rijtuig naar Swolgen gebracht. De tweede - hands koets werd geparkeerd bij Hotel Wijnhoven (De Groene Lantaarn) en de zak met geld werd er stilletjes ingelegd. Pastoor Von Bönninghausen liep er niet mee te koop. Toen hij benoemd werd, vertelde men, dat er 23 duizend gulden gereed lagen. Hij vond ech ­ter geen ƒ 23.000,-- doch bijna ƒ 2000,-- in de kluis. Hij zei altijd dat Tienray de bedevaartplaats was van de kleine man, van de man van de Grosch! Centen en groschen hopen niet zo erg. Wel in het oog, maar niet in de doos. Hij zorgde er ook voor, dat de kerkdiensten niet te lang duurden. Een preek mocht daarom niet langer dan een kwartier duren.

Het kostte hem heel wat moeite, om de paters daaraan te houden!Gingen ze te lang door, dan belde hij ze doodeenvoudig van de preekstoel af. Het was een keer voorgekomen, dat de pelgrims van Sevenum na een lange voetreis van 12 km onder de lange hoogmis een preek van 40 minuten voorgeschoteld kregen. Hij vond het vreselijk. Pastoor Von Bönninghausen bemoeide zich er ook niet mee, waar de pelgrims logeerden of gingen eten. Men kon niet voorzichtig genoeg zijn op dat punt, vond hij. Van zijn kant duldde hij niet de minste inmenging van de Tienrayers met de aangelegenheden van de bedevaart. Hij zelf was diep doordrongen van het feit, dat er werkelijk "mirakelen van genezing" ( lichamelijk en geestelijk) en buitengewone gebedsverhoringen te Tienray plaats grepen. Maar hij liep er niet mee te koop. Hij liet zich slechts met grote reserve uit over zulke feiten. De wonderen van het grote Lourdes met zijn "Bureaux des Constations" werden zeer aangevochten. Wat zou het kleine Lourdes, zonder medische controle, dan niet te duchten hebben. Hij zou zowel door geestelijken als leken gekleineerd worden! De gebedsverhoringen tekende hij in een register op.

Kapelaan Litjens

1882-1890: Petrus Joannes Ludovicus Litjens geboren te Wanssum

Kapelaan Toebosch

1891-1897: Peter Hendrik Hubert Toebosch, geboren te Venlo.

 

Pastoor Hermans

1814-1850: Henricus Hermans uit Blitterswijck van 23 augustus 1814. Hij nam ontslag in 1850, maar bleef op de pastorie wonen.

Arnoldus Aerts

Hij was eerst kapelaan van Swolgen van 1749 tot 1765 en werd priester gewijd in 1754.(?) Hij was ook werkzaam in Well, Meerlo en Wanssum. Deze pastoor was van huis uit zeer vermogend en leende zelfs geld uit aan de gemeenten Meerlo, Swolgen en Tienray. Hij kreeg de tienden van onder andere Tienray en het was geen wonder, dat pastoor Aerts zijn uiterste best deed om die inkomsten veilig te stellen door een nauwkeurige kaart van Tienray te maken. Daardoor wist hij precies, op welk stuk land het tiendrecht rustte. Bovendien hield hij precies bij hoeveel jonge dieren er geboren waren. Hij werd als historicus vaak benaderd om oude archiefstukken te lezen en te transcriberen.

 

1765-1804: Arnoldus Aerts, pastoor. Hij werd in 1798 tevens deken van het land Kessel. Hij ging met emeritaat in 1804 en overleed in 1809 bij de Marollen, een Vlaamse orde, in Grubbenvorst.