Om de pelgrims de gelegenheid te geven een herinnering te kopen aan hun

bedevaart naar Tienray, ging pastoor Maessen er toe over devotionalia, te weten: pelgrimsboekjes, prentjes, medailles, rozenkransen, kaarsen, scapulieren, kaarten en vooral flesje Lourdeswater te verkopen in de zogenaamde nevensacristie van de kerk. De pelgrims namen vaak een aandenken aan Tienray mee naar huis. Als U bedenkt, dat er soms per dag duizenden pelgrims per dag kwamen, dan kunt U zich voorstellen, hoe druk het daar kon zijn. Het was een gedrang van jewelste. Zo erg, dat de eigenlijke vieringen er door gehinderd dreigden te worden.

 

 

 

 

 

 

In 1898 liet Pastoor Maessen een houten loods bouwen. Die diende zogenaamd om de pelgrims onderdak te verlenen. In werkelijkheid werd ze gebruikt voor de opslag en verkoop van religieuze artikelen zoals kaarsen en dergelijke. Kort voor zijn overlijden in 1908 startte pastoor Maessen met de bouw van een verkooplokaal vlak voor de kerk. Omdat de huidige kerk net andersom ligt als de vorige, moet U de winkel momenteel dus achter de kerk zoeken. De tekening voor de winkel werd op 16 april 1908 ingediend door aannemer H. Sillen uit Swalmen, die de bouw ook uitvoerde. In de winkel kwamen twee buitendeuren. Een ingang en een uitgang. In totaal had Sillen 11.000 hardgebakken stenen nodig voor de buitenmuren en 28.500 tweede soort voor binnen. Verder nog 2.000 kilo cement, metselzand en opvulzand. Het zand kwam per wagon vanuit Venlo in Tienray aan. De bakstenen, geleverd door de firma Teeuwen uit Tegelen, kwamen niet overeen met de monsterstenen, die men uitgezocht had. Er was veel verschil in dikte en lengte. Deze stenen werden ook aangevoerd per trein. De beste stenen reserveerde Sillen voor de voorgevel. Daarbij horen onder andere 180 drieklezoren. Uiteraard was voor de bouw van de winkel de zegen van de bisschop nodig. Die gaf schoorvoetend toestemming om boekjes, prentjes, medailles e.d. te verkopen in de winkel, want schreef pastoor Maessen in zijn aantekenboekje: Hij is er zelf niet zo voor, dat de kerk een bedrijf begint. Het kerkbestuur moet ook denken aan het betalen van bedrijfsbelasting.

De middenstand in die tijd was tegen de bouw van de winkel van de kerk. Deken

Janssen van Horst schreef een brief aan de pastoor, dat Anselm van de Voort-Everts bij hem was geweest in verband met die winkel. Van de Voort vond, dat de kerk hem het brood uit de mond stiet. De deken wilde ook weten, of de bouw betaald werd uit de verkoop van een bos ter waarde van ƒ 1.500,--. Het kerkbestuur antwoordde prompt, dat overeenkomstig artikel 21 van het algemeen reglement van de parochiale kerkbesturen het mogelijk was om een loods te bouwen voor de opslag en het uitdelen van Lourdeswater. Tijdens de hoogmis kwamen 5.000 tot 6.000 pelgrims naar de kapel. De heren middenstanders - onder aanvoering van Anselmus van de Voort- gingen zelfs bij de bisschop in Roermond hun beklag gaan doen. Ze hadden ook de Hanze -de Kamer van Koophandel - ingeschakeld. Er kwam zoveel kritiek op de nieuwbouw, dat pastoor Maessen het niet aandurfde de winkel af te bouwen en het werk stopzette toen de ruwbouw klaar was.

 

Zijn opvolger Aegon Von Bönninghausen vond dus een kale ruimte met ramen, deuren en een dak, maar zonder vloer, zoldering, bepleistering enz. Pastoor Von Bönninghausen begon energiek met de afwerking van de winkel. Hij wilde vóór augustus 1909 klaar zijn. Hij liet op 24 mei 1909 J. Stax, stukadoor uit Tienray, de binnenmuren afwerken. Hij gaf opdracht voor een gemakkelijke zolder- en keldertrap en liet op de zolder drie kamers bouwen. Op de grootste kamer kwam naast de schouw prachtig kastwerk voor het opbergen van de benodigdheden van de winkel. Ook kon het personeel zich hier terugtrekken, om te rusten of zich te verfrissen. Uit een notitie van de zusters blijkt, dat er ook een slaapmogelijkheid was ingericht. De andere twee kamers waren nodig voor het opbergen van flesjes en flessen voor het Lourdeswater, dozen, kisten, versierselen voor de kapel en benodigdheden voor de processies. Op de vloer van de wachtkamer kwamen mooie keramiek tegels .Al dit werk werd uitgevoerd door aannemer Jean Dericks uit Roggel, die bezig was met de uitbreiding van het klooster. Hij liet maar liefst zeven wagons zand uit Venlo komen. Stenen voor de binnenmuren kwamen van de Gun, waar de veldovens van H. Beurskens, Nabben en Mooren goede zaken deden. Het geheel werd van binnen en buiten door M Poell uit Tienray geverfd. In de winkel kwam een toonbank met laden en een kleine opstand. Het geheel werd voorzien van ramen, ventilatie, hang- en sluitwerk enz. De kelder stond echter steeds vol water. Hiervoor moest de aannemer regelmatig terugkomen. Door zijn mooie grote vitrines leende de winkel zich uitstekend voor de verkoop van grotere en kleinere beelden en al wat maar mooi was. G.H. Willemsen-Van Geffen bouw- en meubelwerk te Tienray leverde 41 haken, een lamp en twee zitbanken van drie meter voor de pelgrims. Zij hoefden dan niet de kroeg in te duiken. (volgens de pastoor). Daarom moest die wachtkamer de hele dag open blijven. Er kwam ook een mededelingenbord en later kwamen er nog lessenaars voor het schrijven van ansichtkaarten. De winkel diende zodoende niet alleen als verkooplokaal, maar ook als trefpunt voor de bezoekers.In de gevel van de winkel werd een Mariabeeld geplaatst, dat door J. Thissen uit Roermond uit steen gehouwen was. Voor de winkel kwam ook een beeldengroep te staan eveneens van J. Thissen. Deze zijn nog steeds aanwezig en in goede staat. In het gebouw kwam een speciaal toilet voor de heren geestelijken.Vóór de winkel liet hij een pomp plaatsen. Deze diende om water aan de pelgrims te verschaffen, zodat ze niet voor elk wissewasje naar een café moesten gaan. Ook diende de pomp om steeds water bij de hand te hebben om de kapel, winkel en toiletten schoon te maken. Er werd lang gezocht naar zuiver water. Uiteindelijk werd met toestemming een leiding door een wei naar de put van koster H. Otten gelegd. De pomp moest tegen de winter afgenomen worden en in het voorjaar weer opgebouwd. Dat werkje werd aan M. van Ewijk uit Broekhuizenvorst gegund, die daar ƒ 5,80 voor vroeg. De winkel werd bediend door de koster van Tienray en zijn familie. Op drukke dagen kwam timmerman J. Kersten uit Swolgen meehelpen. Kersten kreeg dan f 1,20 per dag en gebruikte bij de koster voor 75 cent een warme maaltijd. Ook de Tienrayse meisjes werden ingeschakeld om rozenkransen, medailles, kaarsen en Lourdeswater te verkopen.En in Tienray begon het gekrakeel opnieuw. Anselmus v.d. Voort

volgens de pastoor een agitator) reisde weer eens naar de bisschop. Vrouw Kuypers kwam ook nog eens zeer duidelijk ver­tellen, dat de winkel de Tienrayse middenstanders schaadde. Ze vielen nog het meest over de verkoop van rozenkransen, kruisjes en dergelijke. Uiteindelijk sloot pastoor Von Bönninghausen een compromis met de middenstand: De kerk zou zich vooral richten op de verkoop van: speciale boekjes en prentjes, water van Lourdes, kaarsen en scapulieren van 0.L.Vrouw van Lourdes. Kortom alleen op datgene, wat in opdracht van de kapel vervaardigd was. Hieronder viel ook alles, wat de kerk in de toekomst speciaal zou laten vervaardigen (zoals drukwerk, medailles enz.). De algemene prentjes, boekjes, rozenkransen, medailles en kruisjes zouden door de pastoor uitverkocht worden, en er zouden geen nieuwe bestellingen meer geplaatst worden. Deze overeenkomst werd door de pastoor zelfs op papier gezet. Een en ander werkte kalmerend en iedereen was tevreden. De pastoor schreef in zijn notanda: "Ze waren met een kluitje in het riet gestuurd en meenden heel veel bereikt te hebben". Diverse kruisjes en rozenkransen lagen toch al in de la te roesten en hij was blij, dat hij er van af kon. Bovendien waren sommige artikelen sterk aan mode onderhevig". Ondanks de overeenkomst met de middenstand probeerde Van de Voort de pelgrims uit de winkel van de kapel te houden door zijn personeel en kinderen pelgrimsboekjes en Lourdeswater te laten halen en dat dan aan zijn gasten te verstrekken. Daar stak de pastoor een stokje voor. Niet meer dan één pelgrimsboekje of flesje Lourdeswater per keer werd er meer verkocht aan Van de Voort c.s.. De winkeliers stuurden hun kinderen ook naar de kapel om rozenkransen, scapulieren, medailles e.d. voor hun logés te laten wijden. Over service gesproken. De pastoor was het daarmee niet eens en wilde de pelgrims zelf laten komen, onder voorwendsel, dat heren geestelijken hen namelijk moesten inlichten omtrent de gunsten en aflaten die aan de wijdingen verbonden waren.

 

Pastoor Von Bönninghausen vond het wel prettig niet overal verantwoording voor af te moeten leggen, want we lezen: "Er is vaak iets wat er behoort te wezen of wat men dient te bekostigen en wat toch niet best van het offergeld kan genomen worden. Welnu dan neemt men geheel naar eigen goeddunken van het winkelgeld. Want van de administratie van de winkel behoeft geen rekenschap afgelegd te worden". Hij had hiervoor uiteraard wel toestemming van bisschop Drehmanns en had met hem afgesproken, dat zoiets geheel op koopmansmanier gedreven mocht worden. Wel moest hij een apart kasboek bijhouden, buiten de kapeladministratie om. Misschien was het wel de zwarte kas, want wat staat er verder in de notities te lezen: "Zo behoort het ook, dat de pastoor of directeur van de bedevaart in deze vrij is en naar eigen inzicht zonder gewetensbezwaar iets besteden en soms wagen kan".Waarvoor dienden de inkomsten van de winkel?Pastoor Von Bönninghausen gebruikte het geld van de winkel onder meer voor: 1. Reclamemateriaal en advertenties, affiches, drukwerken, Duizenden en duizenden Hollandse en Duitse briefjes met de nieuwe dienstregeling vielen hieronder en ook de verspreiding ervan van Boxmeer tot Roermond.2. Maaltijden voor de eigen en vreemde dienstdoende geestelijken, alsmede voor de geestelijken die de bedevaart begeleidden. Eerst was het ontbijt en diner gebruikt bij de koster, later in het zusterklooster. Deze heren geestelijken kregen ook wijn en sigaren bij de maaltijd aangeboden. Dat liep aardig in de papieren want de pastoor schrijft: "Een artikel wat aardig op de kerkrekening zou prijken". Er werden jaarlijks minimaal vierhonderd sigaren gerookt. 3. Honoraria en reiskosten van de (Duitse) predikanten.

4. Beloning voor de bruidjes, herdertjes en misdienaren die de processies afhaalden.

5. Schoonhouden, schoonmaakartikelen en toiletpapier.

6. In orde houden en versieren van het terrein rondom de kapel.

7. Aankoop van een tweedehands rijtuig, onderhoud daarvan, en de betaling van de koetsier.

8. Het honorarium van de fanfare van Meerlo voor de opluistering van de feesten.

Later zou daar nog het onderhoud, reparaties en beplantingen van de buitenkruisweg bij komen. Bovendien werden de onkosten van de viering van het zilveren wijdingsfeest van de Lourdesgrot en de bisschoppelijke bezoeken helemaal uit het winkelgeld voldaan.

Pastoor Von Bönninghausen vond de prijzen van de artikelen in de winkel te hoog. Hij had moderne zakelijke opvattingen. Hij verwachtte, dat de verlaging van de prijzen, de omzet zou verhogen. Dus gingen de pelgrimsboekjes voor slechts 30 cent van de hand in plaats van 45 cent. De Duitse uitgave kwam op 1/2 mark in plaats van 48 cent. De enkele prentjes kostten vroeger 3 cent, de dubbele 6 cent. Nu gingen alle prentjes voor slechts 3 cent in de verkoop. De blauwe scapulieren waren vroeger 9 nu 6 cent.

Kindsheidboekjes verwisselden voor 6 cent van eigenaar, een korting van maar liefst 50 %. Kaarsen en flesjes Lourdeswater werden niet in prijs verlaagd. Aan Lourdeswater was geen cent te verdienen, maar zo hoorde het ook volgens de pastoor. De hele situatie in Tienray beviel de pastoor helemaal niet. In zijn notanda schreef hij: Wanneer nog in de toekomst op- en aanmerkingen over de winkel door Tienrayers mochten gemaakt worden, dan zal ik hen -wellicht openlijk door strooibiljetten aan alle inwoners van Tienray uit te reiken, of op andere doelmatige wijze aan het verstand brengen, wat ik hier slechts zonder orde terloops noteer:

a) De Tienrayers doen beter zich met eigen zaken te bemoeien, dan met die van de kapel.

b) De kapel kan niet bestaan (met haar weinige vaste inkomsten) en zeker kan de bedevaart niet bloeien en vooruitgaan zonder de winkel. Ervaring door mij opgedaan.

c) In Lourdes, Oostacker enz. enz. zelfs in Oostrum mag het, waarom zou het in Tienray niet mogen ?

d) De winkel is er van de aanvang al geweest.

e) Een mooi reclamemiddel (ansichtkaarten) laat men onbenut of is zo erbarmelijk ingericht, dat het weinig uithaalt. Vooral dit als ze iets te reclameren hebben, als ik voor goed met de ansichtkaarten van wal steek, waarmee ik bij wijze van proef reeds begonnen ben.

f) Die steun van mij verwacht, moet mij steunen in plaats van mij tegen te werken en te bevitten. o.a. men wil mijn steun bij het oprichten van een fanfare.

g) Wat ik afschafte als rozenkransen enz. is meer dan mooi genoeg.

h) Van de Voort zoekt pelgrims uit de winkel en zelfs uit de kapel te weren door

1) dat gedoe bij het wijden.

2) door het zelf willen leveren van boekjes en flesjes.

3) door het aannemen van missen, wat ik niet verkies. Al zulk optreden iszeker wel correct ?

i) De kapel verkoopt slechts haar eigen uitgaven; dat de Tienrayers de hunne aan de man brengen. Ik heb op prentjes, kaarten, boekjes laten drukken: ,,eigendom van de kapel"

j) Moeten ze nu klagen, nadat ieder ziet dat voortdurend het pelgrimsbezoek groter wordt

k) Door het geweeklaag van vrouw Kuypers moet thans reeds de kraam van Van Leuven van het terrein af; de kapel mist alweer die verdienste. Die vrouw heeft mij onlangs verschrikkelijke verwijten naar het hoofd geworpen: de armen werden achtergesteld; die kapitalen hadden -zoals Van Leuven- werden voorgetrokken.

l) Als men zo ageert, wil men dan, dat ik vele ingevoerde diensten als ook het zondagse lof weer afschaf Pas op en anders zullen we ons aan niets meer storen en beginnen met beelden en alles te verkopen tot snoepgoed toe en dit is eenvoudig als ik in de win­kel een zetbaas Ze hebben de laatste levensdagen van mijn voorganger verbitterd, zullen ze de mijne ook nog verbitteren?

o) Men wil zonder veel inspanning of opoffering letterlijk alles van de pelgrims hebben.

p) Geeft gij, Tienrayers, een deel van uw winst aan de kapel?

q) Hebt gij de kapel gebouwd?

r) Als Maessen er niet geweest was, was Tienray een onbeduidend en onbekend gehuchtje.

s) Toen pastoor Maessen met de winkel begon, was er in Tienray nog geen enkele winkel, zoals mij verzekerd is door pastoor Janssen van Meerlo, oud-kapelaan van Swolgen.

 

Omdat het op sommige feesten buitengewoon druk kon zijn, was het hard nodig, dat er toiletten kwamen in een bedevaartplaats als Tienray. Dat was ook volstrekt nodig uit een oogpunt van reinheid voor het terrein en tevens van zedelijkheid. Want het kan behoorlijk vies worden, als er geen sanitaire mogelijkheden zijn. De pastoor vond het niet nodig, dat pelgrims uitsluitend op de herberg aangewezen waren. "Met dat artikel" was het in de plaatselijke herbergen ellendig gesteld volgens hem. Architect Franssen uit Roermond ontwierp een toiletgebouwtje en men ging een extra grote zinkput aanleggen. J. Derikx uit Roggel zorgde voor de riolering en ontving daarvoor ƒ 400 en ƒ 1.084 voor de privaten. Rond de privaten heeft hij palen gezet en prikkeldraad gespannen. In totaal kwamen er maar liefst acht "privaten". Vier voor de mannen en evenveel voor de vrouwen. Om verstopping te voorkomen moesten de achterste twee toiletten flink doorgespoeld worden. Daarom had pastoor Von Bönninghausen die van een slot met sleutel laten voorzien. Hij had het idee om die sleutel bijvoorbeeld voor een "grosch" bij de koster verkrijgbaar te stellen. Of hij dat idee ook uitgevoerd heeft, is niet bekend. Toen alles klaar was, zorgde de pastoor er voor, dat het er netjes bleef. P.J. Nabben uit Swolgen kwam vaak met de witkwast langs. Op ieder toilet werd zelfs een rol closetpapier opgehangen. Een hele luxe in die tijd. Dat toiletpapier bestelde de pastoor per doos in Zuiddorpe (Zeeuws-Vlaanderen) bij boekhandel A. Moerdijk. "Dit maakte zo weinig uit op jaarbasis, dat het best van de verdiensten van de winkel af kon," volgens de pastoor. In alle toiletten kwamen haken om de kleren en andere spullen op te hangen. Als iemand iets op muren had geschreven, (ook toen al) moest het er aanstonds afgewreven worden. Het schoonmaken van de privaten was een probleem. De pastoor vond, dat hoe mooier het bijgehouden werd, hoe netter het zou blijven. In het dorp kon hij aanvankelijk niemand vinden om de toiletten te poetsen. De zusters wilden het wel doen, maar het moederhuis maakte bezwaren. Uiteindelijk wist hij vrouw Van Leuven uit Tienray toch tot een akkoord te komen. Van Leuven zelf mocht met zijn kraam op het terrein van de kapel blijven staan en in ruil daarvoor zou zijn vrouw of dochter de privaten poetsen. De afspraak werd aangegaan in 1913. Later zou bekeken worden hoe de kwestie verder geregeld zou worden. Door allerlei omstandigheden bleef deze regeling nog tot augustus 1915 van kracht en mocht Van Leuven op het kapelterrein met zijn "moppenkraam" blijven staan. Daarna is pastoor Von Bönninghausen met vrouw van Leuven overeengekomen, dat zij de privaten poetste voor vijf gulden per jaar. Rondom het toiletgebouwtje kwam een omheining met een poortje. Het terrein rondom de kapel was op regenachtige dagen erg modderig, wat de kapel nog vochtiger maakte, dan ze al was. Voor de pelgrims was dat ook niet prettig. Daarom werd ook daar een rioleringssysteem door Derikx uit Roggel aangelegd. Er kwamen in totaal dertien kolkjes, die door hardstenen platen werden afgedekt. Onder de grond kwam een buizenstelsel van meer dan tweehonderd meter. De afvoer kwam gewoon terecht in de sloot rond de wei. Niks milieuproblemen. Wel waren de "deskundigen" in Tienray van mening, dat daardoor het gevaar bestond, dat er meer water in de wei en op de stal van Van de Water (nu Kloosterstraat 3) zou komen. Blijkbaar was alles heel goed uitgekiend en verreweg het meeste water kwam terecht in de grote zinkput vlak bij de winkel.

 

Inkomsten winkel

Zoals de pastoor al heeft aangegeven behoefden de inkomsten en uitgaven niet nauwkeurig te worden bijgehouden. Af en toe is er toch iets terug te vinden: zo bedragen de inkomsten in 1916 ƒ 683,-- en in 1917 en 1918 nog geen honderd gulden. 1912: Zaalhuur ƒ 12,39 (winkel?) inkomsten In 1916 brengt de winkel nog ƒ 593,62 op. In de daarop volgende jaren liep het terug tot ongeveer ƒ 80,--. In 1925 was de winkelopbrengst ƒ 31,85 Deze voorwerpen werden later ook in de winkels en gastenverblijven in Tienray verkocht, met uitzondering van het Lourdeswater. Daar kwamen de gasten uiteraard ook, want velen bleven overnachten. De genoemde voorwerpen werden in een kleine sacristie in de kapel verkocht. U dient ook nog te bedenken, dat veel dingen nog gewijd moesten worden door één van de geestelijken. Het moet een enorme chaos geweest zijn. Daartoe werd een begin gemaakt in 1908.Op 14 augustus 1909 dient een rekening in voor 41 haken in de winkel, hoekschap in privaat, 2 zitbanken van 3 meter, lamp. J. Stax stucadoor te Swolgen werkt in totaal 582 ½ uren in de winkel voor 18 cent per uur. De aannemer ontvangt diverse bedragen waaronder ƒ 500,-- voor de winkel en ƒ 265,77 voor de privaten. Verder ontvangt hij nog: ƒ 4482,78. Het is niet duidelijk waarvoor. Nabben en Mooren steenfabrikanten op de Gun leveren 9250 stenen. Om de lieve vrede heeft pastoor Von Bönninghausen dat voorlopig maar zo gelaten. Maar zijn opvolgers blijven vrij. Hij voelde zich ook heel vrij, want concessies had hij niet gedaan.

 

Tienray meer dan tien huizen en één Lieve Vrouw

geschreven door Harrie Raijmakers